Johannes 8:20 | Deze woorden sprak Jezus bij de schatkist, lerende in den tempel; en niemand greep Hem; want Zijn ure was nog niet gekomen. |
Johannes 11:13 | Doch Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps. |
Johannes 11:19 | En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder. |
Johannes 11:21 | Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven; |
Johannes 11:30 | (Jezus nu was nog in het vlek niet gekomen, maar was in de plaats, waar Hem Martha tegemoet gekomen was.) |
Johannes 11:42 | Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik [dit] gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. |
Johannes 11:57 | De overpriesters nu en de Farizeen hadden een gebod gegeven, dat, zo iemand wist, waar Hij was, hij het zou te kennen geven, opdat zij Hem mochten vangen. |
Johannes 13:11 | Want Hij wist, wie Hem verraden zou; daarom zeide Hij: Gij zijt niet allen rein. |
Johannes 14:7 | Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien. |
Johannes 18:2 | En Judas, die Hem verried, wist ook die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest met Zijn discipelen. |
Johannes 18:5 | Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazarener. Jezus zeide tot hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen. |
Johannes 18:16 | En Petrus stond buiten aan de deur. De andere discipel dan, die den hogepriester bekend was, ging uit, en sprak met de deurwaarster, en bracht Petrus in. |
Johannes 18:18 | En de dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en warmden zich. Petrus stond bij hen, en warmde zich. |
Johannes 19:25 | En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders zuster, Maria, [de vrouw] van Klopas, en Maria Magdalena. |
Johannes 20:9 | Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan. |
Johannes 20:11 | En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf; |
Johannes 20:14 | En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was. |
Johannes 21:4 | En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was. |
Handelingen 1:10 | En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding; |
Handelingen 4:22 | Want de mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied was. |