Colossenzen 3:1 | Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter[hand] Gods. |
Colossenzen 3:13 | Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand [enige] klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, [doet] ook gij alzo. |
Colossenzen 3:22 | Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam [uw] heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God. |
Colossenzen 4:3 | Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; |
Colossenzen 4:12 | U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil van God. |
1 Thessalonicensen 1:10 | En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, [namelijk] Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn. |
1 Thessalonicensen 2:6 | Noch zoekende eer uit mensen, noch van u, noch van anderen; hoewel wij [u] tot last konden zijn als Christus' apostelen; |
1 Thessalonicensen 2:8 | Alzo wij, tot u zeer genegen zijnde, hebben u gaarne willen mededelen niet alleen het Evangelie van God, maar ook onze eigen zielen, daarom dat gij ons lief geworden waart. |
1 Thessalonicensen 2:9 | Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie van God onder u gepredikt. |
1 Thessalonicensen 2:11 | Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u, als een vader zijn kinderen, vermaanden en vertroostten, |
1 Thessalonicensen 2:12 | En betuigden, dat gij zoudt wandelen, waardiglijk Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. |
1 Thessalonicensen 3:10 | Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende, om uw aangezicht te mogen zien, en te volmaken, hetgeen aan uw geloof ontbreekt. |
2 Thessalonicensen 2:4 | Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of [als] God geeerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is. |
2 Thessalonicensen 3:8 | En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn; |
2 Thessalonicensen 3:11 | Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende. |
2 Thessalonicensen 3:12 | Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten. |
1 Timotheus 1:3 | Gelijk ik u vermaand heb, dat gij te Efeze zoudt blijven, als ik naar Macedonie reisde, [zo vermaan ik het u nog], opdat gij sommigen beveelt geen andere leer te leren; |
1 Timotheus 2:10 | Maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken. |
1 Timotheus 5:13 | En meteen ook leren zij ledig omgaan bij de huizen; en zijn niet alleen ledig, maar ook klapachtig, en ijdele dingen doende, sprekende, hetgeen niet betaamt. |
1 Timotheus 5:14 | Ik wil dan, dat de jonge [weduwen] huwelijken, kinderen telen, het huis regeren, geen oorzaak van lastering aan de wederpartij geven. |