Mattheus 2:13 | Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. |
Mattheus 5:25 | Weest haastelijk welgezind [jegens] uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. |
Mattheus 5:37 | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. |
Mattheus 18:17 | En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. |
Mattheus 20:27 | En zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht. |
Markus 5:34 | En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal. |
Lukas 12:35 | Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende. |
Lukas 19:17 | En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden. |
Handelingen 1:20 | Want er staat geschreven in het boek der Psalmen; Zijn woonstede worde woest, en er zij niemand die in dezelve wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt. |
Handelingen 2:14 | Maar Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan. |
Handelingen 4:10 | Zo zij u allen kennelijk, en het ganse volk Israel, dat door den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, [zeg ik], staat deze hier voor u gezond. |
Handelingen 13:38 | Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; |
Handelingen 28:28 | Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen. |
1 Corinthiers 16:22 | Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha! |
2 Corinthiers 12:16 | Doch het zij zo, ik heb u niet bezwaard; maar alzo ik listig was, heb ik u met bedrog gevangen. |
Galaten 1:8 | Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. |
Galaten 1:9 | Gelijk wij te voren gezegd hebben, [zo] zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt. |
1 Timotheus 3:12 | Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die [hun] kinderen en hun eigen huizen wel regeren. |
1 Timotheus 4:15 | Bedenk deze dingen, wees hierin [bezig], opdat uw toenemen openbaar zij in alles. |
Jakobus 1:19 | Zo dan, mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn; |