Johannes 8:55 | En gij kent Hem niet, maar Ik ken Hem; en indien Ik zeg, dat Ik Hem niet ken, zo zal Ik ulieden gelijk zijn, [dat is] een leugenaar; maar Ik ken Hem, en bewaar Zijn woord. |
Johannes 8:57 | De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien? |
Johannes 9:12 | Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet het niet. |
Johannes 9:20 | Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is; |
Johannes 9:21 | Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. |
Johannes 9:24 | Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is. |
Johannes 9:25 | Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie. |
Johannes 9:29 | Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is. |
Johannes 9:30 | De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijn ogen geopend. |
Johannes 9:31 | En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij. |
Johannes 9:37 | En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het. |
Johannes 10:4 | En wanneer hij zijn schapen uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen volgen hem, overmits zij zijn stem kennen. |
Johannes 10:5 | Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen, maar zullen van hem vlieden; overmits zij de stem des vreemden niet kennen. |
Johannes 10:29 | Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. |
Johannes 11:22 | Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal. |
Johannes 11:24 | Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage. |
Johannes 11:27 | Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods, Die in de wereld komen zou. |
Johannes 11:34 | En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het. |
Johannes 11:49 | En een uit hen, [namelijk] Kajafas, die deszelven jaars hogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets; |
Johannes 12:7 | Jezus dan zeide: Laat af van haar; zij heeft dit bewaard tegen den dag Mijner begrafenis. |