Lukas 18:1 | En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe [strekkende], dat men altijd bidden moet, en niet vertragen; |
Handelingen 25:24 | En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons [hier] tegenwoordig zijt, gij ziet dezen, van welken mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven. |
Handelingen 26:9 | Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen. |