H176 אוֹ
zo dan, of, een dag of, hetzij, noch, en, zouden

Bijbelteksten

2 Koningen 4:13(Want hij had hem gezegd: Zeg nu tot haar: Zie, gij zijt zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets om voor u te spreken tot den koning, of tot den krijgsoverste? En zij had gezegd: Ik woon in het midden mijns volks.
2 Koningen 6:27En hij zeide: De HEERE helpt u niet; waarvan zou ik u helpen? Van den dorsvloer of van den wijnpers?
2 Koningen 13:19Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf- of zesmaal geslagen hebben; dan zoudt gij de Syriers tot verdoens toe geslagen hebben; doch nu zult gij de Syriers driemaal slaan.
2 Kronieken 6:36Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in een land, dat verre of nabij is;
Job 3:15Of met de vorsten, die goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden.
Job 3:16Of als een verborgene misdracht, zou ik niet zijn; als de kinderkens, [die] het licht niet gezien hebben.
Job 12:8Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.
Job 13:22Roep dan, en ik zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord.
Job 16:3Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij [alzo] antwoordt?
Job 22:11Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u.
Job 35:7Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?
Job 38:5Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken?
Job 38:6Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?
Job 38:28Heeft de regen een vader, of wie baart de druppelen des dauws?
Job 38:31Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen des Orions losmaken?
Job 38:36Wie heeft de wijsheid in het binnenste gezet? Of wie heeft den zin het verstand gegeven?
Spreuken 30:31Een windhond van goede lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen te staan is.
Spreuken 31:4Het komt den koningen niet toe, o Lemuel! het komt den koningen niet toe wijn te drinken, en den prinsen, sterken drank te begeren;
Prediker 2:19Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid.
Prediker 11:6Zaai uw zaad in den morgenstond, en trek uw hand des avonds niet af; want gij weet niet, wat recht wezen zal, of dit of dat, of dat die beide te zamen goed zijn zullen.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech