1 Samuel 14:3 | En Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder van Ikabod, den zoon van Pinehas, den zoon van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende den efod; doch het volk wist niet, dat Jonathan heengegaan was. |
1 Samuel 22:9 | Toen antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isai, komende te Nob, tot Achimelech, den zoon van Ahitub; |
1 Samuel 22:11 | Toen zond de koning heen, om den priester Achimelech, den zoon van Ahitub, te roepen, en zijns vaders ganse huis, de priesters, die te Nob waren; en zij kwamen allen tot den koning. |
1 Samuel 22:12 | En Saul zeide: Hoor nu, gij, zoon van Ahitub! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik, mijn heer! |
1 Samuel 22:20 | Doch een der zonen van Achimelech, den zoon van Ahitub, ontkwam, wiens naam was Abjathar; die vluchtte David na. |
2 Samuel 8:17 | En Zadok, zoon van Ahitub, en Achimelech, zoon van Abjathar, waren priesters; en Seraja was schrijver. |
1 Kronieken 6:7 | En Merajoth gewon Amarja, en Amarja gewon Ahitub; |
1 Kronieken 6:8 | En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz; |
1 Kronieken 6:11 | En Azarja gewon Amarja, en Amarja gewon Ahitub; |
1 Kronieken 6:12 | En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Sallum; |
1 Kronieken 6:52 | Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon; |
1 Kronieken 9:11 | En Azarja, de zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, overste van het huis Gods; |
1 Kronieken 18:16 | En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver; |
Ezra 7:2 | Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub, |
Nehemia 11:11 | Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, was voorganger van Gods huis; |