H447 אֱלִיאֵל
Eliel

Bijbelteksten

1 Kronieken 5:24Dezen nu waren de hoofden hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei, en Eliel, en Azriel, en Jeremia, en Hodavja, en Jahdiel; mannen sterk van kracht, mannen van naam, hoofden der huizen hunner vaderen.
1 Kronieken 6:34Den zoon van Elkana, den zoon van Jeroham, den zoon van Eliel, den zoon van Toah,
1 Kronieken 8:20En Eljoenai, en Zillethai, en Eliel,
1 Kronieken 8:22En Jispan, en Eber, en Eliel,
1 Kronieken 11:46Eliel Hammahavim en Jeribai, en Josavia, de zonen van Elnaam; en Jithma, de Moabiet;
1 Kronieken 11:47Eliel, en Obed, en Jaaziel van Mezobaja.
1 Kronieken 12:11Attai de zesde; Eliel de zevende;
1 Kronieken 15:9Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste, en zijn broederen waren tachtig.
1 Kronieken 15:11En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriel, Asaja en Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab.
2 Kronieken 31:13Maar Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja, en Mahath, en Benaja, waren opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door het bevel van den koning Jehizkia en van Azaria, den overste van het huis Gods.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech