1 Kronieken 5:24 | Dezen nu waren de hoofden hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei, en Eliel, en Azriel, en Jeremia, en Hodavja, en Jahdiel; mannen sterk van kracht, mannen van naam, hoofden der huizen hunner vaderen. |
1 Kronieken 6:34 | Den zoon van Elkana, den zoon van Jeroham, den zoon van Eliel, den zoon van Toah, |
1 Kronieken 8:20 | En Eljoenai, en Zillethai, en Eliel, |
1 Kronieken 8:22 | En Jispan, en Eber, en Eliel, |
1 Kronieken 11:46 | Eliel Hammahavim en Jeribai, en Josavia, de zonen van Elnaam; en Jithma, de Moabiet; |
1 Kronieken 11:47 | Eliel, en Obed, en Jaaziel van Mezobaja. |
1 Kronieken 12:11 | Attai de zesde; Eliel de zevende; |
1 Kronieken 15:9 | Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste, en zijn broederen waren tachtig. |
1 Kronieken 15:11 | En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriel, Asaja en Joel, Semaja, en Eliel, en Amminadab. |
2 Kronieken 31:13 | Maar Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja, en Mahath, en Benaja, waren opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door het bevel van den koning Jehizkia en van Azaria, den overste van het huis Gods. |