Genesis 15:2 | Toen zeide Abram: Heere, HEERE! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer? |
Exodus 18:4 | En de naam des anderen was Eliezer, want, [zeide hij], de God mijns vaders is tot mijn Hulpe geweest, en heeft mij verlost van Farao's zwaard. |
1 Kronieken 7:8 | De kinderen van Becher nu waren Zemira, en Joas, en Eliezer, en Eljoenai, en Omri, en Jeremoth, en Abija, en Anathoth, en Alemeth; deze allen waren kinderen van Becher. |
1 Kronieken 15:24 | En Sebanja, en Josafat, en Nethanael, en Amasai, en Zecharja, en Benaja, en Eliezer, de priesters, trompetten met trompetten voor de ark Gods; en Obed-edom en Jehia waren poortiers der ark. |
1 Kronieken 23:15 | De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer. |
1 Kronieken 23:17 | De kinderen van Eliezer nu waren [dezen]: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere kinderen, maar de kinderen van Rehabja vermeerderden ten hoogste. |
1 Kronieken 26:25 | Maar zijn broeders van Eliezer waren [dezen]: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. |
1 Kronieken 27:16 | Doch over de stammen van Israël waren [dezen]: over de Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger; over de Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha; |
2 Kronieken 20:37 | Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, profeteerde tegen Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. Alzo werden de schepen verbroken, dat zij niet konden naar Tharsis gaan. |
Ezra 8:16 | Zo zond ik tot Eliezer, tot Ariel, tot Semaja, en tot Elnathan, en tot Jarib, en tot Elnathan, en tot Nathan, en tot Zacharja, en tot Mesullam, de hoofden; en tot Jojarib en tot Elnathan, de leraars; |
Ezra 10:18 | En er werden gevonden van de zonen der priesteren, die vreemde vrouwen [bij zich] hadden doen wonen; van de zonen van Jesua, den zoon van Jozadak, en zijn broederen, Maaseja, en Eliezer, en Jarib, en Gedalja. |
Ezra 10:23 | En van de Levieten: Jozabad, en Simei, en Kelaja (deze is Kelita), Pethahja, Juda en Eliezer. |
Ezra 10:31 | En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon, |