H483 אִלֵּם
stom

Bijbelteksten

Exodus 4:11En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?
Psalm 38:14Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, [die] zijn mond niet opendoet.
Spreuken 31:8Open uw mond voor den stomme, voor de rechtzaak van allen, die omkomen zouden.
Jesaja 35:6Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de tong des stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis.
Jesaja 56:10Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben het sluimeren lief.
Habakuk 2:18Wat zal het gesneden beeld baten, dat zijn formeerder het gesneden heeft? [of] het gegoten beeld, hetwelk een leugenleraar is, dat de formeerder op zijn formeersel vertrouwt, als hij stomme afgoden gemaakt heeft?

Mede mogelijk dankzij