H518 אִם
indien, als, wanneer, aangezien
Spreuken 4:16 | Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet [iemand] hebben doen struikelen. |
Spreuken 6:1 | Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt; |
Spreuken 6:28 | Zal iemand op kolen gaan, dat zijn voeten niet branden? |
Spreuken 9:12 | Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen. |
Spreuken 18:2 | De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt. |
Spreuken 19:19 | Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want zo gij [hem] uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren. |
Spreuken 20:11 | Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen. |
Spreuken 22:27 | Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou men uw bed van onder u wegnemen? |
Spreuken 23:2 | En zet een mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt; |
Spreuken 23:15 | Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik. |
Spreuken 23:17 | Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt te allen dage in de vreze des HEEREN. |
Spreuken 23:18 | Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden. |
Spreuken 24:11 | Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt. |
Spreuken 24:14 | Zodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, zo zal er beloning wezen, en uw verwachting zal niet afgesneden worden. |
Spreuken 25:21 | Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; |
Spreuken 27:22 | Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken. |
Spreuken 27:24 | Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn? |
Spreuken 30:32 | Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond! |
Prediker 3:12 | Ik heb gemerkt, dat er niets beters voor henlieden is, dan zich te verblijden, en goed te doen in zijn leven. |
Prediker 4:10 | Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen. |