H672 אֶפְרָת
Efratha , Efrath , Efrata , Efrat
Genesis 35:16 | En zij reisden van Beth-el; en er was nog een kleine streek lands om tot Efrath te komen; en Rachel baarde, en zij had het hard in haar baren. |
Genesis 35:19 | Alzo stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk is Bethlehem. |
Genesis 48:7 | Toen ik nu van Paddan kwam, zo is Rachel bij mij gestorven in het land Kanaan, op den weg, als het nog een kleine streek lands was, om tot Efrath te komen; en ik begroef haar aldaar aan den weg van Efrath, welke is Bethlehem. |
Ruth 4:11 | En al het volk, dat in de poort was, mitsgaders de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen; de HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt, als Rachel en als Lea, die beiden het huis van Israel gebouwd hebben; en handel kloekelijk in Efratha, en maak [uw] naam vermaard in Bethlehem! |
1 Kronieken 2:19 | Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur. |
1 Kronieken 2:50 | Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-jearim; |
1 Kronieken 4:4 | En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem. |
Psalm 132:6 | Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaar. |
Micha 5:1 | En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. |