H779 אָרַר
de vloek brengen, de vervloeking medebrengen, in vloek verkeren, dagvervloeker, den vloek meebrengen

Bijbelteksten

Deuteronomium 27:17Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:18Vervloekt zij, die een blinde op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:19Vervloekt zij, die het recht van den vreemdeling, van den wees en van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:20Vervloekt zij, die bij de vrouw zijns vaders ligt, omdat hij zijns vaders slippe ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:21Vervloekt zij, die bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:22Vervloekt zij, die bij zijn zuster ligt, de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:23Vervloekt zij, die bij zijn schoonmoeder ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:24Vervloekt zij, die zijn naaste in het verborgene verslaat! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:25Vervloekt zij, die geschenk neemt, om een ziel, het bloed eens onschuldigen, te verslaan! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 27:26Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen.
Deuteronomium 28:16Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt zult gij zijn in het veld.
Deuteronomium 28:17Vervloekt zal zijn uw korf, en uw baktrog.
Deuteronomium 28:18Vervloekt zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw klein vee.
Deuteronomium 28:19Vervloekt zult gij zijn in uw ingaan, en vervloekt zult gij zijn in uw uitgaan.
Jozua 6:26En ter zelver tijd bezwoer hen Jozua, zeggende: Vervloekt zij die man voor het aangezicht des HEEREN, die zich opmaken en deze stad Jericho bouwen zal; dat hij ze grondveste op zijn eerstgeborenen zoon, en haar poorten stelle op zijn jongsten zoon!
Jozua 9:23Nu dan, vervloekt zijt gijlieden! en onder ulieden zullen niet afgesneden worden knechten, noch houthouwers, noch waterputters ten huize mijns Gods.
Richteren 5:23Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt haar inwoners geduriglijk; omdat zij niet gekomen zijn tot de hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de helden.
Richteren 21:18Maar wij zullen hun geen vrouwen van onze dochteren kunnen geven; want de kinderen Israels hebben gezworen, zeggende: Vervloekt zij, die den Benjaminieten een vrouw geeft!
1 Samuel 14:24En de mannen van Israël werden mat te dien dage; want Saul had het volk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man, die spijze eet tot aan den avond, opdat ik mij aan mijn vijanden wreke! Daarom proefde dat ganse volk geen spijs.
1 Samuel 14:28Toen antwoordde een man uit het volk, en zeide: Uw vader heeft het volk zwaarlijk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man, die heden brood eet! Daarom bezwijkt het volk.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel