H854 אֵת
op, met hulp van, voor, met, uit, in, tegen, bij, onder, jegens
Numeri 22:40 | Toen slachtte Balak runderen en schapen; en hij zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij hem waren. |
Numeri 23:13 | Toen zeide Balak tot hem: Kom toch met mij aan een andere plaats, van waar gij hem zult zien; gij zult niet dan zijn einde zien, maar hem niet ganselijk zien; en vervloek hem mij van daar! |
Numeri 23:17 | Toen hij tot hem kwam, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer, en de vorsten der Moabieten bij hem. Balak nu zeide tot hem: Wat heeft de HEERE gesproken? |
Numeri 25:14 | De naam nu des verslagenen Israelietischen mans, die verslagen was met de Midianietin, was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk huis der Simeonieten. |
Numeri 26:3 | Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken hen aan, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: |
Numeri 26:10 | En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen met Korach, als die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken. |
Numeri 27:21 | En hij zal voor het aangezicht van Eleazar, den priester, staan, die voor hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels met hem, en de ganse vergadering. |
Numeri 32:19 | Want wij zullen met hen niet erven aan gene zijde van de Jordaan, en verder heen, als onze erfenis ons toegekomen zal zijn aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang. |
Numeri 32:29 | En Mozes zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken, een ieder, die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting geven. |
Numeri 32:30 | Maar indien zij niet toegerust met u zullen overtrekken, zo zullen zij tot bezitters gesteld worden in het midden van ulieden in het land Kanaan. |
Numeri 32:32 | Wij zullen toegerust overtrekken voor het aangezicht des HEEREN naar het land Kanaan; en de bezitting onzer erfenis zullen wij hebben aan deze zijde van de Jordaan. |
Deuteronomium 1:30 | De HEERE, uw God, Die voor uw aangezicht wandelt, Die zal voor u strijden, naar alles, wat Hij bij u voor uw ogen gedaan heeft in Egypte. |
Deuteronomium 2:8 | Als wij nu doorgetrokken waren van onze broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, van den weg des vlakken velds, van Elath, en van Ezeon-geber, zo keerden wij ons, en doortogen den weg der woestijn van Moab. |
Deuteronomium 5:3 | Met onze vaderen heeft de HEERE dit verbond niet gemaakt, maar met ons, wij die hier heden allen levend zijn. |
Deuteronomium 5:24 | En zeidet: Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijn grootheid laten zien, en wij hebben Zijn stem gehoord uit het midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien, dat God met den mens spreekt, en dat hij levend blijft. |
Deuteronomium 9:14 | Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder den hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk maken, dan dit is. |
Deuteronomium 11:2 | En gijlieden zult heden weten, dat ik niet [spreek] met uw kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben. Zijn grootheid, Zijn sterke hand en Zijn uitgestrekten arm; |
Deuteronomium 12:12 | En gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gijlieden, en uw zonen, en uw dochteren, en uw dienstknechten, en uw dienstmaagden, en de Leviet, die in uw poorten is; want hij heeft geen deel noch erve met ulieden. |
Deuteronomium 15:3 | Den vreemde zult gij manen; maar wat gij bij uw broeder hebt, zal uw hand vrijlaten; |
Deuteronomium 19:5 | Als, dewelke met zijn naaste in het bos zal zijn gegaan, om hout te houwen, en zijn hand met de bijl wordt aangedreven, om hout af te houwen, en het ijzer schiet af van den steel, en treft zijn naaste, dat hij sterve; die zal in een dezer steden vluchten en leven; |