H881 בְּאֵרוֹת
Beeroth, Beerot

Bijbelteksten

Jozua 9:17Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, en Beeroth, en Kirjath-jearim.
Jozua 18:25Gibeon, en Rama, en Beeroth,
2 Samuel 4:2En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; de naam des enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, zonen van Rimmon, den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend.
Ezra 2:25De kinderen van Kirjath-arim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig.
Nehemia 7:29De mannen van Kirjath-jearim, Cefira en Beeroth, zevenhonderd drie en veertig;

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken