H899 בֶּגֶד
verraad, bedrog, kleding, kledingstuk, kleren

Bijbelteksten

Esther 4:4Toen kwamen Esthers jonge dochters en haar kamerlingen, en zij gaven het haar te kennen; en het deed de koningin zeer wee; en zij zond klederen om Mordechai aan te doen, en zijn zak van hem af te doen; maar hij nam ze niet aan.
Job 13:28En hij veroudert als een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet.
Job 22:6Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen.
Job 37:17Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?
Psalm 22:19Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.
Psalm 45:9Al Uw klederen zijn mirre, en aloe, [en] kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden.
Psalm 102:27Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.
Psalm 109:19Die zij hem als een kleed, [waarmede] hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt.
Spreuken 6:27Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?
Spreuken 20:16Als [iemand voor] een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.
Spreuken 25:20Die liederen zingt bij een treurig hart, is gelijk hij, die een kleed aflegt ten dage der koude, [en als] edik op salpeter.
Spreuken 27:13Als [iemand voor] een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende [vrouw].
Prediker 9:8Laat uw klederen te allen tijd wit zijn, en laat op uw hoofd geen olie ontbreken.
Jesaja 24:16Van het uiterste einde der aarde horen wij psalmen, [tot] verheerlijking des Rechtvaardigen. Doch [nu] zeg ik: Ik word mager, ik word mager, wee mij! de trouwelozen handelen trouwelooslijk, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk.
Jesaja 36:22Toen kwam Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, tot Hizkia met gescheurde klederen; en zij gaven hem de woorden van Rabsake te kennen.
Jesaja 37:1En het geschiedde, als de koning Hizkia [dat] hoorde, zo scheurde hij zijn klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het huis des HEEREN.
Jesaja 50:9Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, wie is het, [die] Mij zal verdoemen? Ziet, zij zullen altemaal als een kleed verouden, die mot zal hen eten.
Jesaja 51:6Heft ulieder ogen op naar den hemel, en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen van gelijken sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden.
Jesaja 51:8Want de mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid zijn, en Mijn heil van geslacht tot geslachten.
Jesaja 52:1Waak op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion! trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad? want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen