H934 בֹּהֶרֶת
lichte plek, witte blaar, zwelling, blaar, plek
Leviticus 13:2 | Een mens, als in het vel zijns vleses een gezwel, of gezweer, of witte blaar zal zijn, welke in het vel zijns vleses tot een plaag der melaatsheid zou worden, hij zal dan tot den priester Aaron, of tot een uit zijn zonen, de priesteren, gebracht worden. |
Leviticus 13:4 | Maar zo de blaar in het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar niet [in] wit veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft, zeven dagen opsluiten. |
Leviticus 13:19 | En in de plaats van die zweer een wit gezwel, of een witte roodachtige blaar worden zal, zo zal het aan den priester vertoond worden. |
Leviticus 13:23 | Maar indien de blaar in haar plaats zal staande blijven, niet uitgespreid zijnde, het is de roof van die zweer, zo zal de priester hem rein verklaren; |
Leviticus 13:24 | Of wanneer in het vel des vleses een vurige brand zal geweest zijn, en het gezonde van dien brand een witte roodachtige of witte blaar is; |
Leviticus 13:25 | En de priester die gezien zal hebben, dat, ziet, het haar op de blaar in wit veranderd is, en haar aanzien dieper is dan het vel; het is melaatsheid, door den brand is zij uitgebot; daarom zal hem de priester onrein verklaren; het is de plaag der melaatsheid. |
Leviticus 13:26 | Maar indien de priester die merken zal, dat, ziet, op de blaar geen wit haar is, en zij niet lager dan het vel, maar ingetrokken is, zo zal de priester hem zeven dagen opsluiten. |
Leviticus 13:28 | Maar indien de blaar in haar plaats staande zal blijven, noch in het vel uitgespreid, maar ingetrokken zal zijn, het is een gezwel van den brand; daarom zal de priester hem rein verklaren, want het is de roof van den brand. |
Leviticus 13:38 | Verder als een man, of vrouw, aan het vel van hun vlees blaren zullen hebben, witte blaren; |
Leviticus 13:39 | En de priester zal gemerkt hebben, dat, ziet, ingetrokken witte blaren in het vel van hun vlees zijn; het is een witte puist in het vel uitgebot, hij is rein. |
Leviticus 14:56 | Mitsgaders voor gezwel, en voor gezweer, en voor blaren; |