H937 בּוּז
smaad, tot verachting worden/zijn, veracht, tot spot worden, verachting
Genesis 38:23 | Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien niet tot verachting worden; zie, ik heb dezen bok gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden. |
Job 12:5 | Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen. |
Job 12:21 | Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. |
Job 31:34 | Zeker, ik kon wel een grote menigte geweldiglijk onderdrukt hebben; maar de verachtste der huisgezinnen zou mij afgeschrikt hebben; zodat ik gewezen zou hebben, en ter deure niet uitgegaan zijn. |
Psalm 31:19 | Laat de valse lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed en verachting. |
Psalm 107:40 | Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is. |
Psalm 119:22 | Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden. |
Psalm 123:3 | Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat. |
Psalm 123:4 | Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen. |
Spreuken 12:8 | Een ieder zal geprezen worden, naardat zijn verstandigheid is; maar die verkeerd van hart is, zal tot verachting wezen. |
Spreuken 18:3 | Als de goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande versmaadheid. |
Zacharia 4:10 | Want wie veracht den dag der kleine dingen? daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken. |