Genesis 29:29 | En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha, haar tot een dienstmaagd. |
Genesis 30:3 | En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat zij op mijn knieen bare, en ik ook uit haar gebouwd worde. |
Genesis 30:4 | Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in. |
Genesis 30:5 | En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. |
Genesis 30:7 | En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. |
Genesis 35:22 | En het geschiedde, als Israel in dat land woonde, dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf; en Israel hoorde het. En de zonen van Jakob waren twaalf. |
Genesis 35:25 | En de zonen van Bilha, Rachels dienstmaagd: Dan en Nafthali. |
Genesis 37:2 | Dit zijn Jakobs geschiedenissen. Jozef, zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader. |
Genesis 46:25 | Dit zijn de zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob, zij waren allen zeven zielen. |
1 Kronieken 4:29 | En te Bilha, en te Ezem, en te Tholad, |
1 Kronieken 7:13 | De kinderen van Nafthali waren Jahziel, en Guni, en Jezer, en Sallum, kinderen van Bilha. |