H1097 בְּלִי
meedogenloze, zonder, onwetende, onvoorbedacht, niet (is), door onwetendheid, niet

Bijbelteksten

Jesaja 14:6Die de volken plaagde in verbolgenheid met een plaag zonder ophouden, die in toorn over de heidenen heerste, die wordt vervolgd, zonder dat het iemand afweren kan.
Jesaja 28:8Want alle tafels zijn vol van uitspuwsel [en] van drek, zodat er geen plaats [schoon] is.
Jesaja 32:10[Vele] dagen over het jaar zult gij beroerd zijn, gij [dochters,] die zo zeker zijt, want de wijnoogst zal uit zijn, er zal geen inzameling komen.
Jesaja 38:17Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.
Jeremia 2:15De jonge leeuwen hebben over hem gebruld, zij hebben hun stem verheven; en zij hebben zijn land gezet in verwoesting; zijn steden zijn verbrand, dat er niemand in woont.
Jeremia 9:10Ik zal een geween en een weeklage opheffen over de bergen, en een klaaglied over de herdershutten der woestijn; want zij zijn afgebrand, dat er niemand doorgaat, en men hoort er geen stem van vee; van de vogelen des hemels aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan!
Jeremia 9:11En Ik zal Jeruzalem stellen tot [steen]hopen, [tot] een woning der draken; en de steden van Juda zal Ik stellen [tot] een verwoesting, zonder inwoner.
Jeremia 9:12Wie is de wijze man, die dit versta? En tot wien heeft de mond des HEEREN gesproken, dat hij het verkondige, waarom het land vergaan [en] afgebrand zij als een woestijn, dat er niemand doorgaat?
Klaagliederen 1:4[Daleth.] De wegen Sions treuren, omdat niemand op het feest komt; al haar poorten zijn woest, haar priesters zuchten: haar jonkvrouwen zijn bedroefd, en zij zelve is in bitterheid.
Ezechiel 14:15Zo Ik het boos gedierte make door het land door te gaan, hetwelk dat van kinderen berove, zodat het woest worde, dat er niemand doorga, vanwege het gedierte;
Ezechiel 34:5Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn als het wild gedierte des velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren.
Hosea 4:6Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.
Hosea 7:8Efraim, die verwart zich met de volken; Efraim is een koek, die niet is omgekeerd;
Hosea 8:7Want zij hebben wind gezaaid, en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staande koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken; of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden.
Hosea 9:16Efraim is geslagen, hunlieder wortel is verdord, zij zullen geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, zo zal Ik toch de gewenste [vruchten] van hun buik doden.
Sefanja 3:6Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten eenzaam gemaakt, dat niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er niemand is, dat er geen inwoner is.
Maleachi 3:10Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u [dan] niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen [schuren] genoeg wezen zullen.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken