Numeri 22:35 | De Engel des HEEREN nu zeide tot Bileam: Ga heen met deze mannen; maar alleenlijk dat woord, wat Ik tot u spreken zal, dat zult gij spreken. Alzo toog Bileam met de vorsten van Balak. |
Numeri 22:36 | Als Balak hoorde, dat Bileam kwam, zo ging hij uit, hem tegemoet, tot de stad der Moabieten, welke aan de landpale van de Arnon [ligt], die aan het uiterste der landpale is. |
Numeri 22:37 | En Balak zeide tot Bileam: Heb ik niet ernstiglijk tot u gezonden, om u te roepen? Waarom zijt gij niet tot mij gekomen? Kan ik u niet te recht vereren? |
Numeri 22:38 | Toen zeide Bileam tot Balak: Zie, ik ben tot u gekomen; zal ik nu enigszins iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk God in mijn mond leggen zal, dat zal ik spreken. |
Numeri 22:39 | En Bileam ging met Balak; en zij kwamen te Kirjath-huzzoth. |
Numeri 22:40 | Toen slachtte Balak runderen en schapen; en hij zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij hem waren. |
Numeri 22:41 | En het geschiedde des morgens, dat Balak Bileam nam, en voerde hem op de hoogten van Baal, dat hij van daar zag het uiterste des volks. |
Numeri 23:1 | Toen zeide Bileam tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren en zeven rammen. |
Numeri 23:2 | Balak nu deed, gelijk als Bileam gesproken had; en Balak en Bileam offerden een var en een ram, op elk altaar. |
Numeri 23:3 | Toen zeide Bileam tot Balak: Blijf staan bij uw brandoffer, en ik zal heengaan; misschien zal de HEERE mij tegemoet komen; en hetgeen Hij wijzen zal, dat zal ik u bekend maken. Toen ging hij op de hoogte. |
Numeri 23:4 | Als God Bileam ontmoet was, zo zeide hij tot Hem: Zeven altaren heb ik toegericht, en heb een var en een ram op elk altaar geofferd. |
Numeri 23:5 | Toen legde de HEERE het woord in den mond van Bileam, en zeide: Keer weder tot Balak, en spreek aldus. |
Numeri 23:11 | Toen zeide Balak tot Bileam: Wat hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen doorgaans gezegend! |
Numeri 23:16 | Als de HEERE Bileam ontmoet was, zo legde Hij het woord in zijn mond, en Hij zeide: Keer weder tot Balak, en spreek alzo. |
Numeri 23:25 | Toen zeide Balak tot Bileam: Gij zult het ganselijk noch vloeken, noch geenszins zegenen. |
Numeri 23:26 | Doch Bileam antwoordde en zeide tot Balak: Heb ik niet tot u gesproken, zeggende: Al wat de HEERE spreken zal, dat zal ik doen? |
Numeri 23:27 | Verder zeide Balak tot Bileam: Kom toch, ik zal u aan een andere plaats medenemen; misschien zal het recht zijn in de ogen van dien God, dat gij het mij van daar vervloekt. |
Numeri 23:28 | Toen nam Balak Bileam mede tot de hoogte van Peor, die tegen de woestijn ziet. |
Numeri 23:29 | En Bileam zeide tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren en zeven rammen. |
Numeri 23:30 | Balak nu deed, gelijk als Bileam gezegd had; en hij offerde een var en een ram op elk altaar. |