H1249 בַּר
louter, rein,zuivere (de), zuiver, leeg, stralend
Job 11:4 | Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. |
Psalm 19:9 | De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen. |
Psalm 24:4 | Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert; |
Psalm 73:1 | Een psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die rein van harte zijn. |
Spreuken 14:4 | Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. |
Hooglied 6:9 | Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen. |
Hooglied 6:10 | Wie is zij, die er uitziet als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als [slagorden] met banieren? |