H1347 גָּאוֹן
hovaardigheid, trots, heerlijkheid, majesteit, hoogheid, hoogmoed, hovaardij, pronk
Nahum 2:2 | Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven. |
Sefanja 2:10 | Dat zullen zij hebben in plaats van hun hoogmoed; want zij hebben beschimpt, en hebben zich groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der heirscharen. |
Zacharia 9:6 | En de bastaard zal te Asdod wonen, en Ik zal den hoogmoed der Filistijnen uitroeien. |
Zacharia 10:11 | En Hij zal door de zee gaan, die benauwende, en Hij zal de golven in de zee slaan, en al de diepten der rivieren zullen verdrogen; dan zal de hoogmoed van Assur nedergeworpen worden, en de schepter van Egypte zal wegwijken. |
Zacharia 11:3 | Er is een stem des gehuils der herderen, dewijl hun heerlijkheid verwoest is; een stem des gebruls der jonge leeuwen, dewijl de hoogmoed van de Jordaan verwoest is. |