H1410 גָּד
Gad

Bijbelteksten

Genesis 30:11Toen zeide Lea: Er komt een hoop! En zij noemde zijn naam Gad.
Genesis 35:26En de zonen van Zilpa, Lea's dienstmaagd: Gad en Aser. Deze zijn de zonen van Jakob, die hem geboren zijn in Paddan-aram.
Genesis 46:16En de zonen van Gad: Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli.
Genesis 49:19Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal [haar] aanvallen in het einde.
Exodus 1:4Dan en Nafthali, Gad en Aser.
Numeri 1:14Van Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuel.
Numeri 1:24Van de zonen van Gad, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken.
Numeri 1:25Waren hun getelden van den stam van Gad vijf en veertig duizend zeshonderd en vijftig.
Numeri 2:14Daartoe de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuel, zal de overste der zonen van Gad zijn.
Numeri 7:42Op den zesden dag [offerde] de overste der kinderen van Gad, Eljasaf, den zoon van Dehuel.
Numeri 10:20En over het heir van den stam der kinderen van Gad was Eljasaf, de zoon van Dehuel.
Numeri 13:15Van den stam van Gad, Guel, de zoon van Machi.
Numeri 26:15De zonen van Gad, naar hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten.
Numeri 26:18Dat zijn de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend en vijfhonderd.
Numeri 32:1De kinderen van Ruben nu hadden veel vee, en de kinderen van Gad hadden machtig veel; en zij bezagen het land Jaezer, en het land van Gilead, en ziet, deze plaats was een plaats voor vee.
Numeri 32:2Zo kwamen de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben, en spraken tot Mozes, en tot Eleazar, den priester, en tot de oversten der vergadering, zeggende:
Numeri 32:6Maar Mozes zeide tot de kinderen van Gad en tot de kinderen van Ruben: Zullen uw broeders ten strijde gaan, en zult gijlieden hier blijven?
Numeri 32:25Toen spraken de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben tot Mozes, zeggende: Uw knechten zullen doen, gelijk als mijn heer gebiedt.
Numeri 32:29En Mozes zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken, een ieder, die toegerust is ten oorlog, voor het aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht zal ten ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead ter bezitting geven.
Numeri 32:31En de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende: Wat de HEERE tot uw knechten gesproken heeft, zullen wij alzo doen.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel