H1431 גָּדַל
groot worden, groot maken, groot zijn, grote, verheffen (zich), opvoeden, opgroeien

Bijbelteksten

1 Kronieken 29:25En de HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke majesteit, zodanige aan geen koning van Israel voor hem geweest is.
2 Kronieken 1:1En Salomo, de zoon van David, werd versterkt in zijn koninkrijk, want de HEERE, zijn God, was met hem, en maakte hem ten hoogste groot.
2 Kronieken 9:22Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen der aarde in rijkdom en wijsheid.
2 Kronieken 10:8Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden.
2 Kronieken 10:10En de jongelingen die met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo zult gij zeggen tot dat volk, dat tot u gesproken heeft, zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste [vinger] zal dikker zijn dan mijns vaders lenden.
Ezra 9:6En ik zeide: Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood, om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven [ons] hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel.
Esther 3:1Na deze geschiedenissen maakte de koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, en hij verhoogde hem, en hij zette zijn stoel boven al de vorsten, die bij hem waren.
Esther 5:11En Haman vertelde hun de heerlijkheid zijns rijkdoms, en de veelheid zijner zonen, en alles, waarin de koning hem groot gemaakt had, en waarin hij hem verheven had boven de vorsten en knechten des konings.
Esther 10:2Al de werken nu zijner macht en zijns gewelds, en de verklaring der grootheid van Mordechai, denwelken de koning groot gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Medie en Perzie?
Job 2:13Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was.
Job 7:17Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet?
Job 19:5Indien gijlieden waarlijk u verheft tegen mij, en mijn smaad tegen mij drijft;
Job 31:18(Want van mijn jonkheid af is hij bij mij opgetogen, als [bij] een vader, en van mijner moeders buik af heb ik haar geleid;)
Psalm 34:4[Gimel.] Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.
Psalm 35:26Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken.
Psalm 35:27Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts!
Psalm 38:17Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Psalm 40:17Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De HEERE zij groot gemaakt!
Psalm 41:10Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.
Psalm 55:13Want het is geen vijand, [die] mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, [die] zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.

Mede mogelijk dankzij