H1647 גֵּרְשֹׁם
Gersom, Gerson

Bijbelteksten

Exodus 2:22Die baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Gersom; want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.
Exodus 18:3Met haar twee zonen, welker enes naam was Gersom (want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land);
Richteren 18:30En de kinderen van Dan richtten voor zich dat gesneden beeld op; en Jonathan, de zoon van Gersom, den zoon van Manasse, hij en zijn zonen waren priesters voor den stam der Danieten, tot den dag toe, dat het land gevankelijk is weggevoerd.
1 Kronieken 6:16[Zo zijn dan] de kinderen van Levi: Gerson, Kahath en Merari.
1 Kronieken 6:17En dit zijn de namen der zonen van Gerson: Libni en Simei.
1 Kronieken 6:20Van Gerson: zijn zoon was Libni; zijn zoon Jahath; zijn zoon Zimma;
1 Kronieken 6:43Den zoon van Jahath, den zoon van Gerson, den zoon van Levi.
1 Kronieken 6:62En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien steden.
1 Kronieken 6:71De kinderen van Gersom hadden van de huisgezinnen van den halven stam van Manasse: Golan in Basan en haar voorsteden, en Astharoth, en haar voorsteden.
1 Kronieken 23:6En David verdeelde hen in verdelingen, naar de kinderen van Levi, Gerson, Kehath en Merari.
1 Kronieken 23:15De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer.
1 Kronieken 23:16Van de kinderen van Gersom was Sebuel het hoofd.
1 Kronieken 26:24En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over de schatten.
Ezra 8:2Van de kinderen van Pinehas, Gersom; van de kinderen van Ithamar, Daniel; van de kinderen van David, Hattus.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin