H1681 דִּבָּה
gerucht, laster, gemompel, naspraak, opspraak

Bijbelteksten

Genesis 37:2Dit zijn Jakobs geschiedenissen. Jozef, zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader.
Numeri 13:32Alzo brachten zij een kwaad gerucht voort van het land, dat zij verspied hadden, aan de kinderen Israels, zeggende: Dat land, door hetwelk wij doorgegaan zijn, om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners verteert; en al het volk, hetwelk wij in het midden van hetzelve gezien hebben, zijn mannen van grote lengte.
Numeri 14:36En die mannen, die Mozes gezonden had, om het land te verspieden, en wedergekomen zijnde, de ganse vergadering tegen hem hadden doen murmureren, een kwaad gerucht over dat land voortbrengende;
Numeri 14:37Diezelfde mannen, die een kwaad gerucht van dat land voortgebracht hadden, stierven door een plaag, voor het aangezicht des HEEREN.
Psalm 31:14Want ik hoorde de naspraak van velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen.
Spreuken 10:18Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.
Spreuken 25:10Opdat degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou niet afgekeerd worden.
Jeremia 20:10Want ik heb gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, [zeggende]: Geef [ons] te kennen, en wij zullen het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen acht op mijn hinking; [zij zeggen:] Misschien zal hij overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen.
Ezechiel 36:3Daarom profeteer en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Daarom, omdat men u van rondom verwoest en opgeslokt heeft, opdat gij voor het overblijfsel der heidenen ten erve zoudt zijn, en gij gebracht zijt op de klapachtige lip en [in] opspraak des volks;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech