H1768 דִּי
daarom, aangezien, waartoe, wat, wiens, die, opdat er, dat, dewijl, van

Bijbelteksten

Daniel 3:17Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal [ons] uit uw hand, o koning! verlossen.
Daniel 3:18Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.
Daniel 3:19Toen werd Nebukadnezar vol grimmigheid, en de gedaante zijns aangezichts veranderde tegen Sadrach, Mesach en Abed-nego; hij antwoordde en zeide, dat men den oven zevenmaal meer heet zou maken dan men dien pleegt heet te maken.
Daniel 3:20En tot de sterkste mannen van kracht, die in zijn heir waren, zeide hij, dat zij Sadrach, Mesach en Abed-nego binden zouden, om te werpen in den oven des brandenden vuurs.
Daniel 3:22Daarom dan, dewijl het woord des konings aandreef, en de oven zeer heet was, zo hebben de vonken des vuurs die mannen, die Sadrach, Mesach en Abed-nego opgeheven hadden, gedood.
Daniel 3:25Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende in het midden des vuurs, en er is geen verderf aan hen; en de gedaante des vierden is gelijk eens zoons der goden.
Daniel 3:26Toen naderde Nebukadnezar tot de deur van den oven des brandenden vuurs, antwoordde en sprak: Gij Sadrach, Mesach en Abed-nego, gij knechten des allerhoogsten Gods! gaat uit en komt hier! Toen gingen Sadrach, Mesach en Abed-nego uit het midden des vuurs.
Daniel 3:27Toen vergaderden de stadhouders, de overheden, en de landvoogden, en de raadsheren des konings, deze mannen beziende, omdat het vuur over hun lichamen niet geheerst had, en dat het haar huns hoofds niet verbrand was, en hun mantels niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor niet gegaan was.
Daniel 3:28Nebukadnezar antwoordde en zeide: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, Die Zijn engel gezonden, en Zijn knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwd hebben, en des konings woord veranderd, en hun lichamen overgegeven hebben, opdat zij geen god eerden noch aanbaden, dan hun God.
Daniel 3:29Daarom wordt van mij een bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong, die lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, in stukken gehouwen worde, en zijn huis tot een drekhoop gesteld worde; want er is geen ander God, Die alzo verlossen kan.
Daniel 4:1De koning Nebukadnezar aan alle volken, natien en tongen, die op den gansen aardbodem wonen: uw vrede worde vermenigvuldigd!
Daniel 4:2Het behaagt mij te verkondigen de tekenen en wonderen, die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft.
Daniel 4:6Daarom is er een bevel van mij gesteld, dat men voor mij zou inbrengen al de wijzen van Babel, opdat zij mij de uitlegging van dien droom zouden bekend maken.
Daniel 4:8Totdat ten laatste Daniel voor mij inkwam, wiens naam Beltsazar is, naar den naam mijns gods, in wien ook de geest der heilige goden is; en ik vertelde den droom voor hem, [zeggende:]
Daniel 4:9Beltsazar, gij overste der tovenaars! dewijl ik weet, dat de geest der heilige goden in u is, zo zeg de gezichten mijns drooms, dien ik gezien heb, te weten zijn uitlegging.
Daniel 4:15Doch laat den stam [met] zijn wortelen in de aarde, en met een ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds; en laat hem in de dauw des hemels nat gemaakt worden, en zijn deel zij met het gedierte in het kruid der aarde.
Daniel 4:17Deze zaak is in het besluit der wachters, en deze begeerte is in het woord der heiligen; opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste onder de mensen.
Daniel 4:18Dezen droom heb ik, koning Nebukadnezar gezien; gij nu, Beltsazar! zeg de uitlegging van dien, dewijl als de wijzen mijns koninkrijks mij de uitlegging niet hebben kunnen bekend maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der heilige goden in u is.
Daniel 4:19Toen ontzette zich Daniel, wiens naam Beltsazar is, bij een uur lang, en zijn gedachten beroerden hem. De koning antwoordde en zeide: Beltsazar! laat u de droom en zijn uitlegging niet beroeren. Beltsazar antwoordde en zeide: Mijn heer! de droom [wedervare] uw hateren, en zijn uitlegging uw wederpartijders!
Daniel 4:20De boom, dien gij gezien hebt, die groot en sterk geworden was, en wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en die over het ganse aardrijk gezien werd;

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken