H1817 דֶּלֶת
deurvleugels, stukken, deksel (, deurvleugel, poortdeuren, deuren, bladen, deur, poorten
Psalm 141:3 | HEERE! zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen. |
Spreuken 8:34 | Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. |
Spreuken 26:14 | Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed. |
Prediker 12:4 | En de twee deuren naar de straat zullen gesloten worden, als er is een nederig geluid der maling, en hij opstaat op de stem van het vogeltje, en al de zangeressen nedergebogen zullen worden. |
Hooglied 8:9 | Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken. |
Jesaja 26:20 | Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u als een klein ogenblik, totdat de gramschap overga. |
Jesaja 45:1 | Alzo zegt de HEERE tot Zijn gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand Ik vat, om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen; en Ik zal de lendenen der koningen ontbinden, om voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden: |
Jesaja 45:2 | Ik zal voor uw aangezicht gaan, en Ik zal de kromme wegen recht maken; de koperen deuren zal Ik verbreken, en de ijzeren grendelen zal Ik in stukken slaan. |
Jesaja 57:8 | En achter de deur en posten zet gij uw gedenkteken; want van Mij [wijkende] ontdekt gij u, en klimt op; gij maakt uw leger wijd, en maakt u [een verbond met enigen] uit dezelve, gij hebt hun leger lief [in] elke plaats, [die] gij ziet. |
Jeremia 36:23 | En het geschiedde, als Jehudi drie stukken, of vier gelezen had, versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat op den haard was, totdat de ganse rol verteerd was in het vuur, dat op den haard was. |
Jeremia 49:31 | Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, dat in zekerheid woont, spreekt de HEERE; dat geen deuren noch grendel heeft, [die] alleen wonen. |
Ezechiel 26:2 | Mensenkind! daarom dat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: Heah! zij is verbroken, de poort der volken; zij is tot mij omgewend; ik zal vervuld worden, zij is verwoest! |
Ezechiel 38:11 | En zult zeggen: Ik zal optrekken naar [dat] dorpland, ik zal komen tot degenen, die in rust zijn, die zeker wonen, die altemaal wonen zonder muur, en grendel noch deuren hebben. |
Ezechiel 41:23 | De tempel nu en het heiligdom hadden [beide] twee deuren. |
Ezechiel 41:24 | En er waren twee bladen aan de deuren; [te weten] twee bladen, die men omdraaien kon; twee aan de ene deur, en twee bladen aan de andere. |
Ezechiel 41:25 | En aan dezelve, [namelijk] aan de deuren des tempels, waren cherubs en palmbomen gemaakt, gelijk als er aan de wanden gemaakt waren; en het hout aan het voorste deel van het voorhuis van buiten was dik. |
Zacharia 11:1 | Doe uw deuren open, o Libanon! opdat het vuur uw cederen vertere. |
Maleachi 1:10 | Wie is er ook onder u, die de deuren [om niet] toesluit? En gij steekt het vuur niet aan [op] Mijn altaar om niet. Ik heb geen lust aan u, zegt de HEERE der heirscharen, en het spijsoffer is Mij van uw hand niet aangenaam. |