H1988 הֲלֹם
hierheen, derwaarts, hier, hiertoe, herwaarts, niet vertaald (Ex
Genesis 16:13 | En zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij, God des aanziens! want zij zeide: Heb ik ook hier gezien naar Dien, Die mij aanziet? |
Exodus 3:5 | En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land. |
Richteren 18:3 | Zijnde bij het huis van Micha, zo kenden zij de stem van den jongeling, den Leviet; en zij weken daarheen, en zeiden tot hem: Wie heeft u hier gebracht, en wat doet gij alhier, en wat hebt gij hier? |
Richteren 20:7 | Ziet, gij allen zijt kinderen Israels, geeft hier voor ulieden woord en raad! |
Ruth 2:14 | Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost [koren], en zij at, en werd verzadigd, en hield over. |
1 Samuel 10:22 | Toen vraagden zij verder den HEERE, of die man nog derwaarts komen zou? De HEERE dan zeide: Ziet, hij heeft zich tussen de vaten verstoken. |
1 Samuel 14:36 | Daarna zeide Saul: Laat ons aftrekken de Filistijnen na, bij nacht, en laat ons dezelve beroven, totdat het morgen licht worde, en laat ons niet een man onder hen overig laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester zeide: Laat ons herwaarts tot God naderen. |
1 Samuel 14:38 | Toen zeide Saul: Komt herwaarts [uit] alle hoeken des volks, en verneemt, en ziet, waarin deze zonde heden geschied zij. |
2 Samuel 7:18 | Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? |
1 Kronieken 17:16 | Toen kwam de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? |
Psalm 73:10 | Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen [bekers] worden uitgedrukt, |