Exodus 14:11 | En zij zeiden tot Mozes: Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte gans geen graven waren, weggenomen, opdat wij in deze woestijn sterven zouden? Waarom hebt gij ons dat gedaan, dat gij ons uit Egypte gevoerd hebt? |
Exodus 15:1 | Toen zong Mozes en de kinderen Israels den HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. |
Exodus 17:14 | Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en leg het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel. |
Exodus 25:3 | Dit nu is het hefoffer, hetwelk gij van hen nemen zult: goud, en zilver, en koper; |
Exodus 32:13 | Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid. |
Leviticus 6:9 | Gebied Aaron en zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des brandoffers; het is hetgeen, wat door de branding op het altaar den gansen nacht tot aan den morgen opvaart; alwaar het vuur des altaars zal brandende gehouden worden. |
Leviticus 6:14 | Dit is nu de wet des spijsoffers; een der zonen van Aaron zal dat voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor aan het altaar. |
Leviticus 6:25 | Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, zeggende: Dit is de wet des zondoffers: in de plaats, waar het brandoffer geslacht wordt, zal het zondoffer voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden; het is een heiligheid der heiligheden. |
Leviticus 7:1 | Dit is nu de wet des schuldoffers; het is een heiligheid der heiligheden. |
Leviticus 7:11 | Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den HEERE offeren zal. |
Leviticus 7:35 | Dit is de zalving van Aaron en de zalving van zijn zonen, van de vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij hen deed naderen, om het priesterdom den HEERE te bedienen; |
Leviticus 7:37 | Dit is de wet des brandoffers, des spijsoffers, des zondoffers, des schuldoffers, des vuloffers en des dankoffers; |
Leviticus 11:2 | Spreekt tot de kinderen Israels, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten, die op de aarde zijn. |
Leviticus 11:46 | Dit is de wet van de beesten, en van het gevogelte, en van alle levende ziel, die zich roert in de wateren, en van alle ziel, die kruipt op de aarde; |
Leviticus 12:7 | Die zal dat offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die een knechtje of meisje gebaard heeft. |
Leviticus 13:59 | Dit is de wet van de plaag der melaatsheid, van een wollen of linnen kleed, of een werpte, of een inslag, of alle vellentuig, om dat rein te verklaren, of onrein te verklaren. |
Leviticus 14:2 | Dit zal de wet des melaatsen zijn, ten dage zijner reiniging: dat hij tot den priester zal gebracht worden. |
Leviticus 14:32 | Dit is de wet [desgenen], in wien de plaag der melaatsheid zal zijn, wiens hand in zijn reiniging [dat] niet bereikt zal hebben. |
Leviticus 14:54 | Dit is de wet voor alle plage der melaatsheid, en voor schurftheid; |
Leviticus 14:57 | Om te leren, op welken dag iets onrein, en op welken dag iets rein is. Dit is de wet der melaatsheid. |