H2132 זַיִת
Olijfberg, olijven, olijfblad, olijfgaarden, olijfbomen
Nehemia 9:25 | En zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen bornputten, wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden, en hebben in wellust geleefd, door Uw grote goedigheid. |
Job 15:33 | Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom. |
Psalm 52:10 | Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos. |
Psalm 128:3 | Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel. |
Jesaja 17:6 | Doch een nalezing zal daarin overig blijven, gelijk [in] de afschudding eens olijfbooms, twee [of] drie bezien in den top der opperste twijg, en vier [of] vijf aan zijn vruchtbare takken, spreekt de HEERE, de God Israels. |
Jesaja 24:13 | Want in het binnenste van het land, in het midden dezer volken, zal het alzo wezen, gelijk de afschudding des olijfbooms, gelijk de nalezingen, wanneer de wijnoogst geeindigd is. |
Jeremia 11:16 | De HEERE had uw naam genoemd een groenen olijfboom, schoon van liefelijke vruchten; [maar nu] heeft Hij met een geluid van een groot geroep een vuur om denzelven aangestoken, en zijn takken zullen verbroken worden. |
Hosea 14:7 | Zijn scheuten zullen zich uitspreiden, en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms, en hij zal een reuk hebben als de Libanon. |
Amos 4:9 | Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE. |
Micha 6:15 | Gij zult zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar u met olie niet zalven, en most, maar geen wijn drinken. |
Habakuk 3:17 | Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal, en geen vrucht aan den wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal, en de velden geen spijze voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallingen wezen zal; |
Haggai 2:20 | Is er nog zaad in de schuur? Zelfs tot den wijnstok, en den vijgeboom, en den granaatappelboom, en den olijfboom, [die] niet gedragen heeft, [die] zal Ik van dezen dag af zegenen. |
Zacharia 4:3 | En twee olijfbomen daarnevens, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een tot deszelfs linkerzijde. |
Zacharia 4:11 | Verder antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen, ter rechterzijde des kandelaars, en aan zijn linkerzijde? |
Zacharia 4:12 | En andermaal antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten? |
Zacharia 14:4 | En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeen gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, [zodat] er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. |