H2205 זָקֵן
oude(n), oud, ouder, oversten, oudsten, grijsaards(s), de(n) oude(n)
Jesaja 9:14 | (De oude en aanzienlijke, die is de kop; maar de profeet, die valsheid leert, die is de staart.) |
Jesaja 20:4 | Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren [tot] schaamte. |
Jesaja 24:23 | En de maan zal schaamrood worden, en de zon zal beschaamd worden, als de HEERE der heirscharen regeren zal op den berg Sion en te Jeruzalem, en voor zijn oudsten zal heerlijkheid zijn. |
Jesaja 37:2 | Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester, en Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amoz; |
Jesaja 47:6 | Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; [doch] gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, [zelfs] over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar. |
Jesaja 65:20 | Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van [weinig] dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. |
Jeremia 6:11 | Daarom ben ik vol van des HEEREN grimmigheid, ik ben moede geworden van inhouden; ik zal ze uitstorten over de kinderkens op de straat, en over de vergadering der jongelingen te zamen; want zelfs de man met de vrouw zullen gevangen worden, de oude met dien, die vol is van dagen. |
Jeremia 19:1 | Zo zegt de HEERE: Ga henen en koop een pottenbakkerskruik, en [neem tot u] van de oudsten des volks, en van de oudsten der priesteren. |
Jeremia 26:17 | Ook stonden er mannen op, van de oudsten des lands, en spraken tot de ganse gemeente des volks, zeggende: |
Jeremia 29:1 | Voorts zijn dit de woorden des briefs, dien de profeet Jeremia zond van Jeruzalem tot de overige oudsten, die gevankelijk waren weggevoerd, mitsgaders tot de priesteren, en tot de profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar van Jeruzalem gevankelijk had weggevoerd naar Babel. |
Jeremia 31:13 | Dan zal zich de jonkvrouw verblijden in den rei, daartoe de jongelingen en ouden te zamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid veranderen, en zal hen troosten, en zal hen verblijden naar hun droefenis. |
Jeremia 51:22 | En door u zal Ik in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken slaan den oude en den jonge; en door u zal Ik in stukken slaan den jongeling en de jonkvrouw. |
Klaagliederen 1:19 | [Koph.] Ik riep tot mijn liefhebbers, [maar] zij hebben mij bedrogen; mijn priesters en mijn oudsten hebben in de stad den geest gegeven, als zij spijze voor zich zochten, opdat zij hun ziel mochten verkwikken. |
Klaagliederen 2:10 | [Jod.] De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen. |
Klaagliederen 2:21 | [Schin.] De jongen en de ouden liggen op de aarde [op] de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht [en] niet verschoond. |
Klaagliederen 4:16 | [Pe.] Des HEEREN aangezicht heeft ze verdeeld. Hij zal ze voortaan niet meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren niet geeerd, zij hebben den ouden geen genade bewezen. |
Klaagliederen 5:12 | De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest. |
Klaagliederen 5:14 | De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel. |
Ezechiel 7:26 | Ellende zal op ellende komen, en er zal gerucht op gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht van een profeet zoeken; maar de wet zal vergaan van den priester, en de raad van de oudsten. |
Ezechiel 8:1 | Het geschiedde nu in het zesde jaar, in de zesde [maand], op den vijfden der maand, als ik in mijn huis zat, en de oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des Heeren HEEREN daar over mij viel. |