1 Kronieken 21:20 | Toen zich Ornan wendde, zo zag hij den engel; en zijn vier zonen, die bij hem waren, verstaken zich; en Ornan dorste tarwe. |
2 Kronieken 18:24 | En Micha zeide: Zie, gij zult het zien aan dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken. |
2 Kronieken 22:9 | Daarna zocht hij Ahazia, en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaria), en zij brachten hem tot Jehu, en zij doodden hem, en begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE met zijn ganse hart gezocht heeft. Zo had het huis van Ahazia niemand, die kracht behield tot het koninkrijk. |
2 Kronieken 22:12 | En hij was bij hen verstoken in het huis Gods zes jaren; en Athalia regeerde over het land. |
Job 5:21 | Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. |
Job 24:4 | Zij doen de nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken zich de ellendigen des lands. |
Job 29:8 | De jongens zagen mij, en verstaken zich, en de stokouden rezen op [en] stonden. |
Job 29:10 | De stem der vorsten verstak zich, en hun tong kleefde aan hun gehemelte. |
Job 38:30 | Als met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke des afgrond wordt omvat. |
Jesaja 42:22 | Maar [nu] is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; [tot] een plundering, en niemand zegt: Geeft [ze] weder. |
Jesaja 49:2 | En Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard, onder de schaduw Zijner hand heeft Hij Mij bedekt; en Hij heeft Mij tot een zuiveren pijl gesteld, in Zijn pijlkoker heeft Hij Mij verborgen. |
Daniel 10:7 | En ik, Daniel, alleen zag dat gezicht, maar de mannen, die bij mij waren, zagen dat gezicht niet; doch een grote verschrikking viel op hen, en zij vloden, om zich te versteken. |
Amos 9:3 | En al verstaken zij zich op de hoogte van Karmel, zo zal Ik ze naspeuren en van daar halen; en al verborgen zij zich van voor Mijn ogen in den grond van de zee, zo zal Ik van daar een slang gebieden, die zal ze bijten. |