H2296 חָגַר
omgording, opbinden, gorden, omgording, omgorden, aangorden, beteugelen, dragen

Bijbelteksten

2 Koningen 3:21Toen nu al de Moabieten hoorden, dat de koningen opgetogen waren, om tegen hen te strijden, zo werden zij samen geroepen, van al degenen af, die den gordel aangordden en daarboven, en zij stonden aan de landpale.
2 Koningen 4:29En hij zeide tot Gehazi: Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand, en ga henen; zo gij iemand vindt, groet hem niet; en zo u iemand groet, antwoord hem niet; en leg mijn staf op het aangezicht van den jongen.
2 Koningen 9:1Toen riep de profeet Elisa een van de zonen der profeten, en hij zeide tot hem: Gord uw lenden, en neem deze oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth in Gilead.
Psalm 45:4Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid.
Psalm 65:13Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen zijn aangegord met verheuging.
Psalm 76:11Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden.
Psalm 109:19Die zij hem als een kleed, [waarmede] hij zich bedekt, en tot een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt.
Spreuken 31:17[Cheth.] Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen.
Jesaja 15:3Op hun wijken hebben zij zakken aangegord; op hun daken en op hun straten huilen zij altemaal, afgaande met geween.
Jesaja 22:12En te dien dage zal de Heere, de HEERE der heirscharen, roepen tot geween, en tot rouwklage, en tot kaalheid, en tot omgording des zaks.
Jesaja 32:11Beeft, gij geruste [vrouwen;] weest beroerd, [dochters,] die zo zeker zijt; trekt u uit, en ontbloot u, en gordt [zakken] om uw lendenen.
Jeremia 4:8Hierom, gordt zakken aan, bedrijft misbaar en huilt; want de hittigheid van des HEEREN toorn is niet van ons afgekeerd.
Jeremia 6:26O dochter Mijns volks! gord een zak aan, en wentel u in de as, maak u rouw eens enigen [zoons], een zeer bitter misbaar; want de verstoorder zal ons snellijk overkomen.
Jeremia 49:3Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, drijft misbaar, en loopt om bij de tuinen; want Malcham zal wandelen in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen.
Klaagliederen 2:10[Jod.] De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen.
Ezechiel 7:18Ook zullen zij zakken aangorden, gruwen zal ze bedekken, en over alle aangezichten zal schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid.
Ezechiel 27:31En zij zullen zich over u gans kaal maken, en zakken aangorden; en zullen over u wenen met bitterheid der ziel, [en] bittere rouwklage.
Ezechiel 44:18Linnen huiven zullen op hun hoofd zijn, en linnen onderbroeken zullen op hun lenden zijn; zij zullen zich niet gorden in het zweet.
Daniel 10:5En ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz.
Joel 1:8Kermt, als een jonkvrouw, die met een zak omgord is vanwege den man van haar jeugd.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel