H2346 חוֹמָה
stadsmuur, buitenmuur, stadsmuur, ommuurd, muur

Bijbelteksten

Nehemia 6:6Daarin was geschreven: Het is onder de volken gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt te rebelleren, daarom bouwt gij den muur, en gij zult hun ten koning zijn; naar dat deze zaken zijn.
Nehemia 6:15De muur nu werd volbracht, op den vijf en twintigsten van Elul, in twee en vijftig dagen.
Nehemia 7:1Voorts geschiedde het, als de muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, en de poortiers, en de zangers, en de Levieten werden besteld.
Nehemia 12:27In de inwijding nu van Jeruzalems muur, zochten zij de Levieten uit al hun plaatsen, dat zij hen te Jeruzalem brachten, om de inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met gezang, cimbalen, luiten, en met harpen.
Nehemia 12:30En de priesters en de Levieten reinigden zichzelven; daarna reinigden zij het volk, en de poorten, en den muur.
Nehemia 12:31Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; en ik stelde twee grote dankkoren en omgangen, [een] ter rechterhand op den muur, naar de Mistpoort toe.
Nehemia 12:37Voorts naar de Fonteinpoort, en tegen hen over, gingen zij op bij de trappen van Davids stad, door den opgang des muurs, boven Davids huis, tot aan de Waterpoort, tegen het oosten.
Nehemia 12:38Het tweede dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve, met de helft des volks, op den muur, van boven den Bakoventoren, tot aan den breden muur;
Nehemia 13:21Zo betuigde ik tegen hen, en zeide tot hen: Waarom vernacht gijlieden tegenover den muur? Zo gij het weder doet, zal ik de hand aan u slaan. Van dien tijd af kwamen zij niet op den sabbat.
Psalm 51:20Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op.
Psalm 55:11Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.
Spreuken 18:11Des rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding.
Spreuken 25:28Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
Hooglied 5:7De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.
Hooglied 8:9Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken.
Hooglied 8:10Ik ben een muur en mijn borsten zijn als torens. Toen was ik in Zijn ogen als een, die vrede vindt.
Jesaja 2:15En tegen allen hogen toren, en tegen allen vasten muur;
Jesaja 22:10Gij zult ook de huizen van Jeruzalem tellen; en gij zult huizen afbreken, om de muren te bevestigen.
Jesaja 22:11Ook zult gij een gracht maken tussen beide de muren, voor de wateren des ouden vijvers; maar gij zult niet opwaarts zien op Dien, Die zulks gedaan heeft, noch aanmerken Dien, Die dat van [verre tijden] geformeerd heeft.
Jesaja 25:12En Hij zal de hoge vesten uwer muren buigen, vernederen, [ja,] Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs