H2351 חוּץ
tot buiten, buiten, straten, naar buiten, buitenzijde aan, van buiten
2 Kronieken 29:16 | Maar de priesteren gingen binnen in het huis des HEEREN, om [dat] te reinigen, en zij brachten uit in het voorhof van het huis des HEEREN al de onreinigheid, die zij in den tempel des HEEREN vonden; en de Levieten namen ze op, om naar buiten uit te brengen, in de beek Kidron. |
2 Kronieken 32:3 | Zo hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren te stoppen, die buiten de stad waren; en zij hielpen hem. |
2 Kronieken 32:5 | Zo versterkte hij zich, en bouwde den gehelen muur op, die gebroken was, dien hij optrok tot aan de torens, met een anderen muur daarbuiten, en hij versterkte Millo [in] de stad Davids; en hij maakte geweer en schilden in menigte. |
2 Kronieken 33:15 | En hij nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het huis des HEEREN weg, mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd had op den berg van het huis des HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten de stad. |
Ezra 10:13 | Maar des volks is veel, en het is een tijd van plasregen, dat men hier buiten niet staan kan; en het is geen werk van een dag noch van twee; want velen onzer hebben overtreden in deze zaak. |
Nehemia 13:8 | En het mishaagde mij zeer; zo wierp ik al het huisraad van Tobia buiten, uit de kamer. |
Nehemia 13:20 | Toen vernachtten de kramers, en de verkopers van alle koopwaren, buiten voor Jeruzalem, eens of tweemaal. |
Job 5:10 | Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; |
Job 18:17 | Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten. |
Job 31:32 | De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg; |
Psalm 18:43 | Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten. |
Psalm 31:12 | Vanwege al mijn wederpartijders ben ik, ook mijn naburen, grotelijks tot een smaad geworden, en mijn bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden van mij weg. |
Psalm 41:7 | En zo [iemand van hen] komt, om [mij] te zien, hij spreekt valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van. |
Psalm 144:13 | Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, [ja,] bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen. |
Spreuken 1:20 | De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft Haar stem op de straten. |
Spreuken 5:16 | Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, [en] de waterbeken op de straten; |
Spreuken 7:12 | Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende; |
Spreuken 8:26 | Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch den aanvang van de stofjes der wereld. |
Spreuken 22:13 | De luiaard zegt: Er is een leeuw buiten; ik mocht op het midden der straten gedood worden! |
Spreuken 24:27 | Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis. |