H2534 חֵמָה
, displeasure, furious, poison, fury, rage, wrath

Bijbelteksten

Esther 5:9Toen ging Haman ten zelfden dage uit, vrolijk en goedsmoeds; maar toen Haman Mordechai zag in de poort des konings, en dat hij niet opstond, noch zich voor hem bewoog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid op Mordechai.
Esther 7:7En de koning stond op in zijn grimmigheid van den maaltijd des wijns, [en ging] naar den hof van het paleis. En Haman bleef staan, om van de koningin Esther, aangaande zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle besloten was.
Esther 7:10Alzo hingen zij Haman aan de galg, die hij voor Mordechai had doen bereiden; en de grimmigheid des konings werd gestild.
Job 6:4Want de pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij.
Job 19:29Schroomt u vanwege het zwaard; want de grimmigheid is [over] de misdaden des zwaards; opdat gij weet, dat er een gericht zij.
Job 21:20Dat zijn ogen zijn ondergang zien, en hij drinkt van de grimmigheid des Almachtigen!
Job 36:18Omdat er grimmigheid is, [wacht u], dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.
Psalm 6:2O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!
Psalm 37:8[He.] Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers [niet], om kwaad te doen.
Psalm 38:2O HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.
Psalm 58:5Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, [die] haar oren toestopt;
Psalm 59:14Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God Heerser is in Jakob, [ja,] tot aan de einden der aarde. Sela.
Psalm 76:11Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden.
Psalm 78:38Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid, en verdierf hen niet; maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op.
Psalm 79:6Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de koninkrijken, die Uw Naam niet aanroepen.
Psalm 88:8Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt [mij] nedergedrukt met al Uw baren. Sela.
Psalm 89:47Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?
Psalm 90:7Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.
Psalm 106:23Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.
Psalm 140:4Zij scherpen hun tong, als een slang; heet addervergift is onder hun lippen. Sela.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel