Jeremia 28:17 | Alzo stierf de profeet Hananja in datzelfde jaar, in de zevende maand. |
Jeremia 36:12 | Zo ging hij af ten huize des konings in de kamer des schrijvers; en ziet, aldaar zaten al de vorsten: Elisama, de schrijver, en Delaja, de zoon van Semaja, en Elnathan, de zoon van Achbor, en Gemarja, de zoon van Safan, en Zedekia, de zoon van Hananja, en al de vorsten. |
Jeremia 37:13 | Als hij in de poort van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens naam was Jerija, de zoon van Selemja, den zoon van Hananja; die greep den profeet Jeremia, zeggende: Gij wilt tot de Chaldeen vallen! |
Daniel 1:6 | Onder dezelve nu waren uit de kinderen van Juda: Daniel, Hananja, Misael en Azarja. |
Daniel 1:7 | En de overste der kamerlingen gaf hun [andere] namen, en Daniel noemde hij Beltsazar, en Hananja Sadrach, en Misael Mesach, en Azarja Abed-nego. |
Daniel 1:11 | Toen zeide Daniel tot Melzar, dien de overste der kamerlingen gesteld had over Daniel, Hananja, Misael en Azarja: |
Daniel 1:19 | En de koning sprak met hen; doch er werd uit hen allen niemand gevonden, gelijk Daniel, Hananja, Misael en Azarja; en zij stonden voor het aangezicht des konings. |
Daniel 2:17 | Toen ging Daniel naar zijn huis, en hij gaf de zaak zijn metgezellen, Hananja, Misael, en Azarja te kennen; |