Leviticus 11:19 | En de ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en de vledermuis. |
Deuteronomium 14:18 | En de ooievaar, en de reiger naar zijn aard; en de hop, en de vledermuis; |
Job 39:16 | Zijn [van u] de verheugelijke vleugelen der pauwen? Of de vederen des ooievaars, en des struisvogels? |
Psalm 104:17 | Alwaar de vogeltjes nestelen; des ooievaars huis zijn de dennebomen. |
Jeremia 8:7 | Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des HEEREN niet. |
Zacharia 5:9 | En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tussen de aarde en tussen den hemel. |