H2719 חֶרֶב
mes, zwaard

Bijbelteksten

2 Kronieken 23:21En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden.
2 Kronieken 29:9Want ziet, onze vaders zijn door het zwaard gevallen; daartoe onze zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen zijn daarom in gevangenis geweest.
2 Kronieken 32:21En de HEERE zond een engel, die alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger des konings van Assyrie verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als hij in het huis zijns gods ingegaan was, zo velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren.
2 Kronieken 34:6Daartoe in de steden van Manasse, en Efraim, en Simeon, ja, tot Nafthali toe, in haar woeste plaatsen rondom,
2 Kronieken 36:17Want Hij deed tegen hen opkomen den koning der Chaldeen, die hun jongelingen met het zwaard in het huis huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen niet, noch de maagden, de ouden noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand.
2 Kronieken 36:20En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, tot het regeren des koninkrijks van Perzie;
Ezra 9:7Van de dagen onzer vaderen af zijn wij in grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen [en] onze priesters, in de hand van de koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, en in roof, en in schaamte des aangezichts, gelijk het is te dezen dage.
Nehemia 4:13Daarom zette ik in de benedenste plaatsen achter den muur, [en] op de hoogten, en ik zette het volk naar de geslachten, met hun zwaarden, hun spiesen en hun bogen.
Nehemia 4:18En de bouwers hadden een iegelijk zijn zwaard aan zijn lenden gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was bij mij.
Esther 9:5De Joden nu sloegen op al hun vijanden, met den slag des zwaards, en der doding, en der verderving; en zij deden met hun haters naar hun welbehagen.
Job 1:15Doch de Sabeers deden een inval, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
Job 1:17Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
Job 5:15Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken.
Job 5:20In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards.
Job 15:22Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde.
Job 19:29Schroomt u vanwege het zwaard; want de grimmigheid is [over] de misdaden des zwaards; opdat gij weet, dat er een gericht zij.
Job 27:14Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden.
Job 39:25Het belacht de vreze, en wordt niet ontsteld, en keert niet wederom vanwege het zwaard.
Job 40:14Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt heeft, heeft [hem] zijn zwaard aangehecht.
Job 41:17Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs