H2766 חָרִם
Charim, Harim

Bijbelteksten

1 Kronieken 24:8Het derde voor Harim, het vierde voor Seorim,
Ezra 2:32De kinderen van Harim, driehonderd en twintig.
Ezra 2:39De kinderen van Harim, duizend en zeventien.
Ezra 10:21En van de kinderen van Harim: Maaseja, en Elia, en Semaja, en Jehiel, en Uzia,
Ezra 10:31En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon,
Nehemia 3:11De andere mate verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-moab; daartoe den Bakoventoren.
Nehemia 7:35De kinderen van Harim, driehonderd en twintig;
Nehemia 7:42De kinderen van Harim, duizend [en] zeventien;
Nehemia 10:5Harim, Meremoth, Obadja,
Nehemia 10:27Malluch, Harim, Baana.
Nehemia 12:15Van Harim, Adna; van Merajoth, Helkai;

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken