H2795 חֵרֵשׁ
doof

Bijbelteksten

Exodus 4:11En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?
Leviticus 19:14Gij zult den dove niet vloeken, en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten; maar gij zult voor uw God vrezen; Ik ben de HEERE!
Psalm 38:14Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, [die] zijn mond niet opendoet.
Psalm 58:5Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, [die] haar oren toestopt;
Jesaja 29:18En te dien dage zullen de doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien.
Jesaja 35:5Alsdan zullen der blinden ogen opengedaan worden, en der doven oren zullen geopend worden.
Jesaja 42:18Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien.
Jesaja 42:19Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, [dien] Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des HEEREN?
Jesaja 43:8Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en de doven, die oren hebben.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs