Exodus 4:11 | En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? |
Leviticus 19:14 | Gij zult den dove niet vloeken, en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten; maar gij zult voor uw God vrezen; Ik ben de HEERE! |
Psalm 38:14 | Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, [die] zijn mond niet opendoet. |
Psalm 58:5 | Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, [die] haar oren toestopt; |
Jesaja 29:18 | En te dien dage zullen de doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien. |
Jesaja 35:5 | Alsdan zullen der blinden ogen opengedaan worden, en der doven oren zullen geopend worden. |
Jesaja 42:18 | Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien. |
Jesaja 42:19 | Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, [dien] Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des HEEREN? |
Jesaja 43:8 | Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en de doven, die oren hebben. |