H2796 חָרָשׁ
vakman, werklieden, handwerkslieden, handwerker, smedenwerk, smeder, smid, werkmeester, maken, timmerman
Jesaja 41:7 | En de werkmeester versterkte den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien, die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt hij het vast met nagelen, dat het niet wankele. |
Jesaja 44:11 | Ziet, al hun medegenoten zullen beschaamd worden, want de werkmeesters zijn uit de mensen; dat zij zich altemaal vergaderen, dat zij opstaan, zij zullen verschrikken, zij zullen te zamen beschaamd worden. |
Jesaja 44:12 | De ijzersmid [maakt] een bijl, en werkt in den gloed, en formeert het met hamers, en werkt het met zijn sterken arm; ook lijdt hij honger, totdat hij krachteloos wordt, hij drinkt geen water, totdat hij amechtig wordt. |
Jesaja 45:16 | Zij zullen beschaamd en ook tot schande worden, zij allen; te zamen zullen zij met schande heengaan, die de afgoden maken. |
Jesaja 54:16 | Zie, Ik heb den smid geschapen, die de kolen in het vuur opblaast, en die het instrument voortbrengt tot zijn werk; ook heb Ik den verderver geschapen, om te vernielen. |
Jeremia 10:3 | Want de inzettingen der volken zijn ijdelheid; want het is hout, dat men uit het woud gehouwen heeft, een werk van des werkmeesters handen met de bijl. |
Jeremia 10:9 | Uitgerekt zilver wordt van Tarsis gebracht, en goud van Ufaz, [tot een] werk des werkmeesters en van de handen des goudsmids; hemelsblauw en purper is hun kleding, een werk der wijzen zijn zij al te zamen. |
Jeremia 24:1 | De HEERE deed mij zien, en ziet, er waren twee vijgenkorven, gezet voor den tempel des HEEREN; nadat Nebukadrezar, koning van Babel, gevankelijk had weggevoerd Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, mitsgaders de vorsten van Juda, en de timmerlieden, en de smeden van Jeruzalem, en hen te Babel gebracht had. |
Jeremia 29:2 | (Nadat de koning Jechonia, en de koningin, en de kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders de timmerlieden en smeden van Jeruzalem waren uitgegaan); |
Ezechiel 21:31 | En Ik zal over u Mijn gramschap uitgieten, Ik zal tegen u door het vuur Mijner verbolgenheid blazen; en Ik zal u overgeven in de hand van brandende mensen, smeders des verderfs. |
Hosea 8:6 | Want dat is ook uit Israel; een werkmeester heeft het gemaakt, en het is geen God, maar het zal [tot] stukken worden, het kalf van Samaria. |
Hosea 13:2 | En nu zijn zij voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun zilver een gegoten beeld gemaakt, afgoden naar hun verstand, die altemaal smedenwerk zijn; waarvan zij [nochtans] zeggen: De mensen, die offeren, zullen de kalveren kussen. |
Zacharia 1:20 | En de HEERE toonde mij vier smeden. |