Job 15:23 | Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. |
Job 15:30 | Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds. |
Job 17:12 | Den nacht verstellen zij in den dag; het licht is nabij [den ondergang] vanwege de duisternis. |
Job 17:13 | Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. |
Job 18:18 | Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen. |
Job 19:8 | Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld. |
Job 20:26 | Alle duisternis zal verborgen zijn in zijn schuilplaatsen; een vuur, dat niet opgeblazen is, zal hem verteren; den overigen in zijn tent zal het kwalijk gaan. |
Job 22:11 | Of gij ziet de duisternis niet, en des water overvloed bedekt u. |
Job 23:17 | Omdat ik niet uitgedelgd ben voor de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid bedekt heeft. |
Job 24:16 | In de duisternis doorgraaft hij de huizen, [die] zij zich des daags afgetekend hadden; zij kennen het licht niet. |
Job 26:10 | Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis. |
Job 28:3 | Het einde, [dat God] gesteld heeft voor de duisternis, en al het uiterste onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid en der schaduw des doods. |
Job 29:3 | Toen Hij Zijn lamp deed schijnen over mijn hoofd, [en] ik bij Zijn licht de duisternis doorwandelde; |
Job 34:22 | Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten. |
Job 37:19 | Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; [want] wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. |
Job 38:19 | Waar is de weg, [daar] het licht woont? En de duisternis, waar is haar plaats? |
Psalm 18:12 | Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels. |
Psalm 18:29 | Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. |
Psalm 35:6 | Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN vervolge hen. |
Psalm 88:13 | Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid? |