H2973 יָאַל
onwetend, verdwaasd, zot, zottelijk, in onze dwaasheid

Bijbelteksten

Numeri 12:11Daarom zeide Aaron tot Mozes: Och, mijn heer! leg toch niet op ons de zonde, waarmede wij zottelijk gedaan, en waarmede wij gezondigd hebben!
Jesaja 19:13De vorsten van Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, [tot] den uitersten hoek zijner stammen.
Jeremia 5:4Doch ik zeide: Zekerlijk, deze zijn arm; zij handelen zottelijk, omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten.
Jeremia 50:36Het zwaard zal zijn over de leugenaars, dat zij zot worden; het zwaard zal zijn over haar helden, dat zij versagen;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech