H3021 יָגַע
arbeiden, vermoeien (zich), zwoegen, afmatten
Jeremia 45:3 | Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust! |
Jeremia 51:58 | Zo zegt de HEERE der heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen met vuur aangestoken worden; zodat de volken tevergeefs, en de natien ten vure zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden. |
Klaagliederen 5:5 | Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij moede, men laat ons geen rust. |
Habakuk 2:13 | Ziet, is het niet van den HEERE der heirscharen, dat de volken arbeiden ten vure, en de lieden zich vermoeien tevergeefs? |
Maleachi 2:17 | Gij vermoeit den HEERE met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij [Hem]? Daarmede, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de ogen des HEEREN, en Hij heeft lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels? |