H3068 יְהֹוָה
JHWH, HEERE, God, Godsnaam

Bijbelteksten

Hosea 12:14Maar de HEERE voerde Israel op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd hij gehoed.
Hosea 13:4Ik ben toch de HEERE, uw God, van Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij alleen, want er is geen Heiland dan Ik.
Hosea 13:15Want hij zal vrucht voortbrengen onder de broederen; [doch] er zal een oostenwind komen, een wind des HEEREN, opkomende uit de woestijn; en zijn springader zal uitdrogen; diezelve zal den schat van alle gewenste huisraad roven.
Hosea 14:2Bekeer u, o Israel! tot den HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid.
Hosea 14:3Neem [deze] woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen.
Hosea 14:10Wie is wijs? die versta deze dingen; [wie] is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen.
Joel 1:1Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Joel, den zoon van Pethuel:
Joel 1:9Spijsoffer en drankoffer is van het huis des HEEREN afgesneden; de priesters, des HEEREN dienaars, treuren.
Joel 1:14Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes lands, [ten] huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE.
Joel 1:15Ach, die dag! want de dag des HEEREN is nabij, en zal als een verwoesting komen van den Almachtige.
Joel 1:19Tot U, o HEERE! roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken.
Joel 2:1Blaast de bazuin te Sion, en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij.
Joel 2:11En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen?
Joel 2:12Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.
Joel 2:13En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.
Joel 2:14Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten [tot] spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God.
Joel 2:17Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?
Joel 2:18Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen.
Joel 2:19En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven [tot] een smaadheid onder de heidenen.
Joel 2:21Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel