H3083 יְהוֹנָתָן
Jonathan

Bijbelteksten

2 Samuel 23:32Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan;
1 Kronieken 8:33Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.
1 Kronieken 8:34En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.
1 Kronieken 9:39En Ner gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, en Abinadab, en Esbaal.
1 Kronieken 9:40En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.
1 Kronieken 20:7En hij hoonde Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David, versloeg hem.
1 Kronieken 27:25En over de schatten des konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia.
1 Kronieken 27:32En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen des konings.
2 Kronieken 17:8En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.
Nehemia 12:18Van Bilga, Sammua; van Semaja, Jonathan;
Jeremia 37:15En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden dat tot een gevangenhuis gemaakt.
Jeremia 37:20Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder [in] het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve.
Jeremia 38:26Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven.

Mede mogelijk dankzij