H3097 יוֹאָב
Joab

Bijbelteksten

2 Samuel 10:7Als David dit hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse heir met de helden.
2 Samuel 10:9Als nu Joab zag, dat de spits der slagorde tegen hem was, van voren en van achteren, zo verkoos hij uit alle uitgelezenen van Israel, en stelde hen in orde tegen de Syriers aan;
2 Samuel 10:13Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot den strijd tegen de Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht.
2 Samuel 10:14Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem.
2 Samuel 11:1En het geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als de koningen uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David bleef te Jeruzalem.
2 Samuel 11:6Toen zond David tot Joab, [zeggende]: Zend Uria, den Hethiet, tot mij. En Joab zond Uria tot David.
2 Samuel 11:7Als nu Uria tot hem kwam, zo vraagde David naar den welstand van Joab, en naar den welstand des volks, en naar den welstand des krijgs.
2 Samuel 11:11En Uria zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de tenten; en mijn heer Joab, en de knechten mijns heren zijn gelegerd op het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen? [Zo waarachtig als] gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak doen zal!
2 Samuel 11:14Des morgens nu geschiedde het, dat David een brief schreef aan Joab; en hij zond [dien] door de hand van Uria.
2 Samuel 11:16Zo geschiedde het, als Joab op de stad gelet had, dat hij Uria stelde aan de plaats, waarvan hij wist, dat aldaar strijdbare mannen waren.
2 Samuel 11:17Als nu de mannen der stad uittogen en met Joab streden, vielen er van het volk, van Davids knechten, en Uria, de Hethiet, stierf ook.
2 Samuel 11:18Toen zond Joab heen, en liet David den gansen handel van dezen strijd weten.
2 Samuel 11:22En de bode ging heen, en kwam in, en gaf David te kennen alles, waar hem Joab om uitgezonden had.
2 Samuel 11:25Toen zeide David tot den bode: Zo zult gij tot Joab zeggen: Laat deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert zowel dezen als genen; versterk uw strijd tegen de stad, en verstoor ze; versterk hem alzo.
2 Samuel 12:26Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij nam de koninklijke stad in.
2 Samuel 12:27Toen zond Joab boden tot David, en zeide: Ik heb gekrijgd tegen Rabba, ook heb ik de waterstad ingenomen.
2 Samuel 14:1Als nu Joab, de zoon van Zeruja, merkte, dat des konings hart over Absalom was;
2 Samuel 14:2Zo zond Joab heen naar Thekoa, en nam van daar een wijze vrouw; en hij zeide tot haar: Stel u toch, alsof gij rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als een vrouw, die nu vele dagen rouw gedragen heeft over een dode;
2 Samuel 14:3En ga in tot den koning, en spreek tot hem naar dit woord. En Joab legde de woorden in haar mond.
2 Samuel 14:19En de koning zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde en zeide: [Zo waarachtig als] uw ziel leeft, mijn heer koning, indien iemand ter rechter- of ter linkerhand zou kunnen afwijken van alles, wat mijn heer de koning gesproken heeft; want uw knecht Joab heeft het mij geboden, en die heeft al deze woorden in den mond uwer dienstmaagd gelegd;

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel